Op 17 september 2024 heeft Hannie van Beers met succes haar afstudeerwerk voor de opleiding Master Onderwijskunde (MEd) verdedigd. Het thema van de afstudeeropdracht was het bevorderen van het zelfregulerend leren van volwassen mbo-studenten.
De titel van de scriptie luidt: ‘Zelfsturing bij persoonlijk leren: voorwaarde èn resultaat? Een praktijkonderzoek naar de rol van docenten en praktijkbegeleiders bij het ontwikkelen van zelfsturing bij volwassen studenten die via een persoonlijke praktijkgerichte leerroute worden opgeleid tot zorgprofessional’.
Het onderzoek is uitgevoerd binnen MBO Utrecht en richt zich op twee onderwijsteams van MBO Utrecht Op Maat en een aantal zorginstellingen die samenwerken aan de opleiding van nieuwe zorgmedewerkers. Het gaat hierbij op volwassen zij-instromers of carrièreswitchers die een bbl-opleiding krijgen voor hun beroepskwalificatie. De opleiding voor deze doelgroep wordt ervaren als onnodig lang, waardoor sterk wordt ingezet op flexibilisering en samenwerking met externe partners. De bedoeling is dat studenten meer keuzevrijheid krijgen en mede-eigenaar worden van hun leerproces. Dat doet een behoorlijk sterk beroep op het zelfregulerend vermogen van de studenten, die echter niet bij iedereen vanzelfsprekend aanwezig is. Voor praktijkbegeleiders en docenten is dit een uitdaging. Zij vinden het lastig om vorm te geven aan deze vernieuwing; van hen wordt verwacht dat ze andere strategieën gaan inzetten om de autonoom lerende studenten te begeleiden.
Bij de uitvoering van het onderzoek zijn de volgende methoden gebruikt: 1. literatuuronderzoek (over leergedrag van volwassenen, de invloed van autonoom en praktijkgericht leren op de studentmotivatie, het belang van een (verdere) ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden en begeleidingsstrategieën die docenten en praktijkbegeleiders daarbij kunnen inzetten), 2. een vragenlijst met stellingen die gebaseerd zijn op bestaande instrumenten (de SRQA prestatiemotivatie[1]test van Ryan & Connell (1989) en de self directed learning tool van Khiat (2015)) (N=64 studenten), 3. diepte-interviews volgens de interpretatieve fenomenologische analysemethode (N=5 docenten; N=5 praktijkbegeleiders), 4. observaties van voortgangsgesprekken volgens de methodiek van Saunders (2022) (N=10 studenten; N=3 docenten), 5. dialoogsessies over begeleidingsstrategieën (N=3 groepen; totaal N=20 studenten) en 6. dialoogsessies over zelfregulatie (N=3 groepen; totaal N=20 studenten).
Het empirisch deel van het onderzoek laat zien dat de meeste studenten van Op Maat zowel intrinsiek als extrinsiek gemotiveerd zijn. Het vertrouwen in hun eigen bekwaamheden is overwegend positief. Ze ervaren ook voldoende zelfregulerende vaardigheden. Begeleiders hebben echter een ander beeld. Vooral de docenten geven aan dat studenten de zelfregulerende vaardigheden tijdens de opleiding nog verder moeten ontwikkelen. Praktijkbegeleiders zijn enigszins positiever op dit punt.
Docenten zetten verschillende begeleidingsstrategieën in om zelfregulatie te bevorderen maar maken naar eigen zeggen vooral gebruik van coaching en monitoring. Praktijkbegeleiders geven aan gebruik te maken van modeling. Studenten ervaren zowel coaching en modeling als het meest effectief. Ze ontwikkelen zelfregulerende vaardigheden niet ‘zelfregulerend’, maar hebben daarbij de juiste begeleiding nodig.
De conclusie van dit onderzoek is dat zelfregulatie een belangrijke vaardigheid is voor (toekomstige) zorgprofessionals, en dat de ontwikkeling van zelfregulerend vermogen niet vanzelf gaat. Er dient zowel tijdens (in de school- en werkcontext) als na de opleiding gericht aandacht voor te zijn.